De laatste verzorging thuis, een indrukwekkend stuk van Uitvaart-Inside, waarin te lezen is hoe fragiel mensen zijn in hun verdriet als een dierbare komt te overlijden.
Het is begin van de ochtend, de telefoon gaat en we krijgen door dat we naar een zogenoemd thuis overlijden mogen gaan vanwege het overlijden van een man van 56 jaar. We rijden de straat in, komen aan bij het woonhuis en als we uitstappen gaan we zoals altijd eerst even de situatie binnen bekijken. We laten de brancard nog even in de transportwagen staan, en we gaan binnen kijken waar de overleden persoon zich bevindt. Dan beoordelen we of we er gemakkelijk kunnen komen met de brancard. Niet ieder huis is daar namelijk op gebouwd.
Als iemand in een eengezinswoning is overleden kan het zijn dat iemand bijvoorbeeld boven op bed ligt, dan weten we dat het onderstel van de brancard beneden moet blijven staan en de overledene met de brancard via de trap naar beneden gehaald moet worden. Lopend richting voordeur krijgen we direct te maken met een man die buiten voor de deur een sigaretje staat te roken. Nu hebben we natuurlijk wel vaker te maken met nabestaanden die door de emoties niet weten hoe ze moeten reageren op ons, en meestal prikken we daar vrij makkelijk doorheen. Maar deze kale stoere man, die zijn best moet doen om door zijn tranen heen nog steeds stoer over te blijven komen, een man die twee koppen groter en 3 schouders breder is dan ik, trakteert ons op een arrogante wantrouwende blik...en ik weet direct, hier ligt een uitdaging.
"...Me vader leg binnuh..." klinkt het nors. Deze man weet misschien niet hoe hij zijn emoties moet uiten, en dat is niet persé logisch, maar toch probeer ik het te begrijpen, we komen nota bene voor de overbrenging van zijn veel te vroeg overleden vader. En zo dadelijk zal deze man zijn vader per brancard het huis zien verlaten. Het huis waar hij misschien wel zijn hele jeugd heeft doorgebracht en waar ze samen misschien wel tot op de dag van vandaag mooie herinneringen hebben gemaakt. De één wat verser in het geheugen dan de ander, de één waarschijnlijk wat emotioneler en waardevoller dan de ander. Maar als we doorlopen en aankomen in de woonkamer besef ik me dat dit zeker niet het laatste beeld mag zijn.
De man ligt in een vreemde positie op de grond in de woonkamer, zijn ogen wagenwijd open, zijn puzzelboekje nog open op de tafel bij het raam, en een balpen slecht enkele centimeters verwijderd van zijn hand. De man van het sigaretje bij de voordeur is inmiddels ook weer binnen en benaderd ons weer niet heel sociaal: "...kenne jullie nóu een keer gaan doen waar je voor gekomen bent of hoe zit het ?! Neem hem mee, dan hebben we dát ook weer gehad..."
Ik draai me om, ik kijk de man aan en voel dat deze man zich wéér nóg veel groter voor doet dan hij al is, in een volle woonkamer loop ik een stukje naar hem toe en antwoord vrijwel direct met woorden die hem of enorm zullen krenken waardoor hij helemaal gaat doorslaan, of hij gaat bijdraaien en ons op een iets respectvolle manier te woord staan en behandelen. Al zou het maar een fractie meer van het laatstgenoemde zijn, dan zou ik voor mijn gevoel al heel wat gewonnen hebben.
"...Ja dat kan ik zeker, maar dat zou voor mij de makkelijkste weg zijn. Aan uw houding te merken heb ik zomaar het gevoel dat ú hier in deze woonkamer misschien wel degene bent die de grootste moeite heeft met deze situatie. Ik begrijp heel goed dat de emoties in bepaalde situaties in onplezierige vorm de overhand nemen, maar daar heeft niemand iets aan. Óók wij niet, wij zijn hier voor jullie, dus óók voor u...maar probeert u ons dan wél een kans te geven om het voor u wat draaglijker te maken. Daarom wil ik graag de kleding vragen die uw vader aan moet gaan krijgen...dan stel ik voor dat wij hier éérst met elkaar meneer gaan verzorgen, zodat wij u de mogelijkheid kunnen bieden om in ieder geval voor nú op een wat meer respectvollere manier afscheid te kunnen nemen..."
We verzoeken de mensen die niet bij het verzorgen van meneer willen zijn de woonkamer te verlaten. Ik probeer de inmiddels wat ingedimde man als het ware bij de hand te nemen, ik heb hem gevraagd bij mij te komen staan tijdens het verzorgen. Dat doet hij wel maar hij zegt helemaal niets, en hij laat zich niet dwingen om na het wassen van zijn vader te helpen om de kleding aan te doen. We hebben de man een heel mooi donkerblauw tweedelig kostuum aangedaan met bijpassende bruine schoenen en een bruine riem.
En dan, nadat wij de man op de bank hebben gelegd, gooi ik mijn laatste troef erin. Ik knoop de effen lichtblauwe stropdas om de nek van de man, maar in plaats van hem aan te trekken, trek ik hem losser en vraag uiteindelijk aan zijn zoon of hij de stropdas van zijn vader als finishing touch van het geheel wilt aantrekken. Ik word aangekeken met een blik die dankbaar is, een blik die verteld dat hij heel blij is dat ik hem dit laat doen, een blik van iemand die breekt.
Hij buigt voorover, tranendruppels vallen op het kostuum, de stropdas wordt aangetrokken en vol trots worden door hem de mensen er bij gehaald die zich even hebben terug getrokken in de keuken en de tuin. Want het enige wat hij heeft gedaan is de stropdas aangetrokken, maar dat is voor hem voldoende om te kunnen zeggen dat hij heeft geholpen om zijn vader te verzorgen.
De tijd dat er (voor dit moment) afscheid werd genomen toen de man gekleed en verzorgd was, en met een puzzelboekje in zijn handen op de bank lag, duurde hooguit 2 minuten, maar het is van ongelooflijk grote waarde geweest.
Vlak voordat we gaan vertrekken word ik buiten van achter door een hand op mijn schouder omgedraaid...het is de zoon die me nogmaals komt bedanken... maar nu óók excuseren, waarop ik alléén maar antwoord :
"...ik wil alleen maar naar eer en geweten, en met gevoel mijn vak uitoefenen, en ik had alleen moeite met uw gedrag naar ons, maar ik heb nóóit uw gevoel veroordeeld in deze...want u weet hoe het voelt om een vader te verliezen, en ik niet...veel sterkte de komende tijd..."